Roald Dahl en Ian Fleming of hoe het verleden herschrijven de toekomst vernauwt
Helaas zijn er geen sensitivity readers gekwetst bij het schrijven van dit Nieuwsbriefje. Maar als we geluk hebben, alsnog wanneer ze het lezen
Voornemens om te trachten de aanpassingen aan de bibliografie van Roald Dahl in een diepere verzuchting te vangen dan een draadje tweets met plat beklag over de vernietigende en zelfs terugwerkende kracht waarmee woke woekert tegen vrije creativiteit, groef ik naar herinneringen aan kinderboeken en korte verhalen voor volwassenen die ik vroeger of ooit van hem heb gelezen.
Ook de James Bond-boeken van Ian Fleming mogen niet meer in hun originele vorm ademen onder de benauwende lompen van de sensitivitijdsgeest, omdat het woord ‘neger’ er nog wel eens in voorkwam, of homoseksualiteit niet voldoende gevierd werd door een Britse gentleman spy die zich liever bezondigde aan het inmiddels eveneens onwenselijk verklaarde rokkenjagen, dan aan de obligaat gemaakte erkenning van de herenliefde.
Maar deze discussie gaat helemaal niet over welke door de tijd ingehaalde gedachten, zinnen en creatieve vondsten Dahl, Fleming of andere (overleden) auteurs in hun aan postmoderne sensitiviteit getoetste teksten waagden te verwoorden. Je hoeft zeker bij alom geroemde grootheden als Roald Dahl geen boeken te (her)lezen om te weten wat voor sfeer, spanning en taalspinsels uit de soms wrede fantasiewereld van zijn brein ontsproten zijn - iedereen kent Sjakie en de Chocoladefabriek, herinnert zich de afgrijselijke kutkoters waar het armoedige joch en zijn opa zich mee moesten meten, en kan zichzelf ook zonder een van de diverse verfilmingen gezien te hebben in de dampende, blazende, stomende, zoet stromende, zingende en levensgevaarlijke snoepfabriek schilderen. Ogen dicht, geest open, en je bent er.
Voor volwassenen is het vast ook niet veel gevraagd om aan te wijzen welke fysieke of karakteristieke kenmerken van bepaalde personages vandaag de dag al niet meer zomaar vrijuit beschreven zouden worden zonder fophef uit te lokken, hoe kleurrijk en creatief de taal van Dahl ook is. “Dik” en “lelijk” zijn kwalificaties die niet alleen in zijn werken steeds meer verdrongen worden door een faux-filosofische sturing naar het idee dat fysieke tekortkomingen teniet gedaan worden door de universele innerlijke schoonheid van het menselijk ras. Andersom, wanneer de lelijkheid juist van binnen zit, zijn uiterlijke kenmerken een belangrijke weging voor het karakter. Zo zal een zwarte niet snel vals zijn en een vrouw louter sterk maar mag een blanke man juist niet te goed worden afgeschilderd omdat moreel onbevlekte blanken immers niet (meer) bestaan in de woke beschouwing van de wereld.
Want: No, mister Bond, I expect you to die be dead.
De sensitieve schoonmaak van kamermeisje Reijmer
Deze onverkwikkelijke ontwikkelingen gaan dus helemaal niet over de vrije geesten van vroegere schrijvers want je kan wel boos worden op wat de doden vroeger in inkt goten, maar dat zal hen worst wezen. De aanpassingen gaan veel meer over de onmetelijke arrogantie van hun huidige censors, die menen beter te weten wat overleden auteurs van wereldberoemde boeken eigenlijk hadden moeten bedenken, wat ze eigenlijk bedoelden en welke opgelegde intentie vandaag de dag beter zou passen bij hun passages van gisteren.
Het gaat ook over hoe vernietigend de effecten van het woke denken zullen zijn voor niet alleen de toekomst van literatuur, maar ook de fantasiewereld van kinderen, de creativiteit van schrijvers en het historisch besef van de gehele mensheid - of althans het geletterde, nieuwsgierige en boeken lezende deel daarvan.
Met enig amusement, toch wel, las ik derhalve een betoog van Loes Reijmer in De Volkskrant, die niet alleen selectief shopt in de totstandkoming van de Dahl-situatie om vanuit haar eigen vooringenomen conclusies de virtuele boekverbranding toe te kunnen juichen en de critici ervan te kunnen framen als “rechts” of “conservatief” (zoals op GeenStijl reeds besmuikt geduid), maar die in haar beschouwing ook precies die voornoemde arrogantie etaleert en er zelfs een beetje mee pronkt:
Het woord ‘kamermeisje’ in De Heksen is veranderd in ‘schoonmaker’, benoemt Reijmer, die deze aanpassing gebruikt om de veelgeroemde tijdloosheid van Dahls werken in twijfel te trekken: “Mijn dochter van 7 heeft geen idee wat een kamermeisje is”, smaalt ze. Daarin schuilt de arrogantie van een betweter die met terugwerkende kracht een dode schrijver probeert bij te scholen in “betere” woorden voor gendergeneutraliseerde arbeidsposities in de dienstensector.
Tragischer is dat het kennelijk niet in Reijmer op komt dat een boek waarin het woord ‘kamermeisje’ gebruikt wordt, een goede gelegenheid biedt aan haar dochter om haar woordenschat uit te breiden? Ze berooft haar eigen kind van de kans op kaders en context. We hoeven in de toekomst van haar kroost alvast geen wereldwijde kinderboekenverkoop te verwachten, zoveel is duidelijk.
Verderop suggereert ze dat De Heksen “simpelweg logischer, en daarmee beter” wordt omdat de dames van bezemse zeden in de bewerkte boeken geen kassière of secretaresse meer zijn, maar wetenschapper of zakenvrouw. Nou weet ik weinig van Reijmer behalve dat ze zich extreem snel seksistisch bejegend voelt, dus voor háár zal het wel als winst voelen dat de heksenkring het glazen plafond heeft doorbroken. Maar dan is het toch een Pyrrhus-overwinning, vrees ik, aangezien het in dit boek gaat om naargeestige sujetten die het op de levens van alle kinderen gemunt hebben. Geestiger nog is dat het boek al eerder onder vuur lag omdat het ofwel zou aanzetten tot vrouwenhaat, ofwel tot zelfmoord onder labiele kinderen - maar nooit omdat de heksen als kassière of secretaresse werkten.
Ik zal hier een flauw grapje over Sigrid Kaag achterwege laten.
Geschiedvervalsing gedogen voor de Goede Zaak?
Minstens zo erg als de uitgeverijen die teksten laten aanpassen aan het wereldbeeld van een kleine groep beroepsgekwetsten, zijn mensen die deze naargeestige ontwikkeling gedogen omdat ze door woke gedreven sensitiviteiscensuur als “progressief” beschouwen, en verzet tegen de herschrijving van een paar zinnen in enkele historische werken wegwuiven als geacteerde weerzin van “conservatieven” die op zoek zijn naar clicks.
“De uitgeverij schrok zich rot van alle negatieve reacties en beloofde prompt ook de oudere versies te blijven uitgeven. Eind goed al goed. Wat valt er nog meer over te zeggen?”, begint Reijmer bijvoorbeeld in de inleiding van haar beschouwing, waarna ze alsnog een paar duizend woorden vergoelijking probeert te vinden voor door derden aangebrachte veranderingen aan werken van schrijvers die zich vanuit hun graf niet meer kunnen verweren tegen de vandalisering van hun vrije kunst.
Ook “humoronderzoeker” Dick Zijp, die u hooguit kent omdat Bert Brussen of Hans Teeuwen hem wel eens door de mangel trokken, is zo’n irritant achteloze ontkenner van het belang van de bescherming van historische boeken. Nota bene recent gepromoveerd op de impact van cabaret op de samenleving en dus - zo zou je hopen - geschoold in het besef dat komedie een bakermat voor sociale kritiek en een vrijplaats voor creatief denkwerk is, kan hij na dagenlange overpeinzing “niets bedenken dat me minder interesseert dan het aanpassen van wat woorden in het werk van Roald Dahl.”

Nou, ik toevallig wel en ik schud ze zelfs zo uit mijn mouw, Dick.
Ook als het je niet kan schelen wat er met oude boeken gebeurt, wat denkt zo’n Phdante kwast dan wat voor ontmoedigend effect (postume) herschrijvingen op huidige schrijvers kan hebben? Zijp kwam wél in het geweer voor Pim Lammers en wees daarbij op een “nieuw conservatief reveil” waar “krachtig verzet” tegen gepleegd moet worden. Lammers kwam onder vuur omdat hij in volledige creatieve vrijheid in een boek een erotische scene tussen een 12-jarig jochie en z’n volwassen trainer beschreef, en daarop trok hij zich terug als dichter van de Kinderboekenweek.


Nou is zo’n bekrompen kool als Zijp de sop niet waard, maar als veelzeggend voorbeeld kan dit wel dienen: als een schrijver die de pen neerlegt hem zorgen baart omdat de afzenders van de bedreigingen aan het adres van die schrijver hem zorgen baren, waarom kan diezelfde redenatie dan niet andersom worden toegepast? “Sensitiviteitslezers” met een “progressieve” woke inslag vormen óók een bedreiging voor auteurs - zelfs al voordat ze hun manuscript überhaupt indienen of (niet) gepubliceerd worden.
Verstikt in sensitiviteit
Of er nou een lawaaierige publieke situatie ontstaat waarin een schrijver ná een publicatie besluit de dop op zijn pen te doen, of dat een boek nooit gepubliceerd wordt omdat het in totale stilte in “sensitiviteit” is verstikt voordat het uit kon komen, de uitkomst is hetzelfde: er sterft een stukje vrije creativiteit.
Degenen die wel doorgaan, zullen wellicht hun woordenschat verkleinen (fijn voor de kinderen van Loes), of aanpassen aan wat er door de censors gedoogd wordt. Waarin, zo vrees ik, die censors des te meer aanleiding zullen vinden om met rode pennen en strenge morele geselingen de willekeur van hun eigen bekrompenheid de vrije baan te geven. De uitkomst is een afgedwongen gelijkschakeling van opvattingen, in krappe kaders gepropt door kleine groepjes lichtgeraakten en/of zwaargestoorden die menen dat iedereen zich aan hén aan moet passen omdat ze in een wereld willen leven waarin ze niet gekwetst wensen te worden, en dat zelfs als een recht beschouwen.


Daarmee kom ik tot besluit terug op het effect op kinderen en andere nieuwe groepen boekenlezers. De vernietiging van taalcreativiteit betekent dat je nooit meer kan worden verleid door een woord dat je niet kent. Je kan redeneren dat een kind niet mist wat ie niet kent, maar de vraag die volwassenen moeten stellen is of ze het recht hebben om de horizon van kinderen te vernauwen totdat het oogkleppen worden. Of het kleine kijkstreepje van een boerka, als deze toch echt meer actuele adaptatie van het oogkleppen-gezegde tenminste is gepermitteerd.
Een paard wordt immers niet geestelijk beperkt door z’n verkleinde kijkveld, in tegenstelling tot vrouwen in een islamitisch gewaad.
En tot kinderen die geen archaïsche woorden meer leren die vroeger voor vrouwenbaantjes gebruikt werden, noch de daaraan onderliggende kennis opdoen over een wereld van vóór die van henzelf, die in sommige opzichten romantischer lijkt maar in de meeste gevallen en voor de meeste mensen beroerder was dan de wereld van nu.
Als je alle “fouten” uit het verleden probeert te schrappen of herschrijven, suggereer je dat er in dat verleden een hogere norm gold dan die waaraan we in het heden moeten conformeren. Je doet niet alleen alsof alle lessen al geleerd zijn, maar ook dat definitief is bepaald welke door wrok en afgunst gedreven mensen die lessen mogen geven. En de foutmarge die deze vreselijke, lelijke mensen tolereren, lijken steeds krapper te worden.
Het glazen huis van de toekomst
Ooit stond in het Autotron in Rosmalen het Huis van de Toekomst, van Chriet Titulaer. Die is dood en dat glazen huis is achterhaald. De hele toekomst is nu een glazen huis, waar het ongemak van onenigheid gesmoord wordt door kritiek en creativiteit het zwijgen op te leggen, alles dat aanstootgevend zou kunnen zijn zomaar uit boeken kan worden gehaald, en iedereen onder permanent toezicht staat van een woke taalpolitie die in lafheid wordt gedoogd door talentloze trutjes als Loes Reijmer en Dick Zijp en hun heksenkring van moreel hooghartigen, die vrije creativiteit beschouwen als een onbevangen muis die moet worden gemarteld en, uiteindelijk, gedood.
Leefde Roald Dahl nog maar.
Als mijn Nieuwsbriefjes u bevallen, overweeg dan eens een betaald abonnement Ook tikgeiten moeten immers grazen! Gebruik de knop Upgrade to paid hieronder:
Gebruik je geen Google Pay, Apple Pay of creditcard? Via Stripe kun je direct een jaarabonnement afsluiten met iDeal. Klik hieronder en je wordt omgeleid naar Stripe: